Benoeming AMATEUR VAN HET JAAR 1986
Considerans, uitgesproken door ir. D.W. Rollema,
PAØSE, tijdens de Dag voor de Amateur te Biddinghuizen op
14 november 1987.
Mijnheer de voorzitter, dames en heren,
Het zelf maken van radio-ontvangers is bijna zo oud als de radio zelf, waarvan
we de aanvang leggen rond het begin van deze eeuw. De reden daarvoor is dat radio
aanvankelijk uitsluitend voor professionele doeleinden werd gebruikt en de
fabricage van apparatuur daarvoor dus niet op de particulier was gericht. Wie
als amateur iets van radioverkeer wilde opvangen was op zelfgemaakte apparatuur
aangewezen.
Marconi voorzag als enige toepassing van zijn vinding radioverkeer met schepen.
Vanaf ongeveer 1910 deed ook het lange-afstand-radioverkeer met andere landen
zijn intrede, een dienst, zoals die door PTT's wordt verzorgd. Dit radioverkeer
vormde een aanvulling op en vervanging van dat via telegraafkabels, die uiteraard
met name in oorlogstijd zeer kwetsbaar zijn. Ook verscheen een draadloos tijdsein,
uitgezonden door een zender op de Eifeltoren, waarvan vooral astronomen - zowel
beroeps als amateurs - gebruik maakten. Deze amateur-astronomen waren vermoedelijk
de eersten die voor hun hobby - de astronomie - behoefte hadden aan een
radio-ontvangtoestel. Zoiets was ook toen - we spreken van het jaar 1913 - voor
een particulier nog niet te koop. Logisch, de markt was te beperkt om voor het
bedrijfsleven interessant te zijn.
Een grote stoot tot het zelf maken van radiotoestellen werd gegeven door de
bekende auteur J. Corver. Zijn boek "Het draadloos ontvangstation voor den
amateur" verscheen in 1915; er zouden vele herzieningen en nieuwe drukken van
volgen.
Het enige waar de amateur uit die tijd naar kon luisteren was morsetelegrafie.
Weliswaar werden hier en daar schuchtere pogingen tot radiotelefonie ondernomen
maar dat bleef beperkt tot incidentele gevallen.
Een mijlpaal in de geschiedenis van de radio werd bereikt op 6 november 1919: de
Nederlandse radiopionier H.H. Schotanus à Steringa Idzerda verzorgde
vanuit Den Haag de eerste omroep-muziek-uitzending ter wereld onder de roepnaam
PCGG. Als criterium voor een omroepuitzending geldt daarbij dat het uit te zenden
programma tevoren is aangekondigd. Idzerda deed dat via een advertentie in de NRC
van 5 november 1919, waarin hij de uit te zenden gramofoonplaten vermeldde,
waaronder zijn lievelingsnummer: "Een meisje dat je nooit vergeet" van Koos
Speenhof. Idzerda had het bij Philips voor elkaar gekregen dat er voor hem een
aantal radiobuizen - lampen zei men toen - werden gemaakt, een activiteit waartoe
deze gloeilampenfabriek slechts met grote aarzeling overging.
Het zou tot 1922 duren voordat de radio-omroep echt op gang kwam met dagelijkse
uitzendingen. Eerst in Engeland, waar vanuit Marconihouse werd gezonden via de 1
kW-zender 2L0. In 1923 begon de Nederlandse Seintoestellenfabriek via een eigen
zender te Hilversum met muziekuitzendingen. Daarop volgde al spoedig de
oprichting van omroepverenigingen: de Hilversumse Draadlooze Omroep, HDO, welke
later de AVRO zou worden; NCRV, KRO en VPRO. Uiteraard wekten deze uitzendingen
de interesse van een breder publiek dan de groep pioniers, die zich over hun
zelfgemaakte kristalontvanger met glijcontactspoelen bogen en trachten het
tijdsein of weerbericht uit de uiterst zwakke en krakerige morsetekens van de
toen gebruikelijke vonkzenders te ontcijferen.
De industrie speelde in op de nieuw geopende markt. Vele kleine en grotere
bedrijfjes begonnen omroepontvangers te produceren en te verkopen.
Philips had de aanvankelijke aarzeling om zich op het gebied van de fabricage
van radiobuizen te begeven reeds lang overwonnen en kwam in 1927 met een toestel,
waarbij nog een accu en een anodebatterij voor de voeding nodig waren. Al spoedig
volgden ook toestellen die geheel uit het lichtnet worden gevoed. Goedkoop waren
zulke apparaten allerminst. Het "vierlamps ontvangtoestel voor algeheele
wisselstroomvoeding" type 2511 van Philips kostte in 1929 bij de firma Nijkerk's
Radio 330 gulden. Omgerekend naar deze tijd heel wat duurder dan een
TV-toestel!
Het zal duidelijk zijn dat slechts weinigen zich in die jaren - de economische
crisis was juist uitgebroken - zich een dergelijke uitgave konden veroorloven.
Er was dan ook veel belangstelling voor radiotoestellen in bouwdoosvorm.
Diezelfde firma Nijkerk's Radio verkocht in 1929 een bouwdoos voor het drielamps
gelijkstroomtoestel "Pilodyne" voor fl 94. Daar kwamen dan nog wel drie Philips'
lampen bij waarvoor nog eens fl 32,50 moest worden neergeteld. En dan was ook nog
een accu en anodebatterij of plaatspanningsapparaat nodig. Radiotechnische kennis
was voor het in elkaar zetten van zo'n ontvangtoestel niet nodig. Tekeningen op
ware grootte gaven natuurgetrouw aan waar de onderdelen op grondplank en ebonieten
frontplaat moesten worden bevestigd en onderling verbonden met dik, blank of
vertind koperdraad. Solderen kwam er niet aan te pas.
Ook de omroepverenigingen lieten zich niet onbetuigd: de Vereniging van Arbeiders
Radio Amateurs - de VARA - bracht zo'n bouwdoos onder de naam "VARADYNE". De
AVRO kwam met de AVROFOON luidspreker; het is mij echter niet bekend of dit een
zelfbouwproject of een compleet apparaat was.
Richten wij thans onze aandacht op het radiozendamateurisme. Ook hier was het
zelfbouw wat de klok sloeg, waarbij wel dient te worden bedacht dat de zenders
en ontvangers van die dagen van een verrassende eenvoud waren en slechts weinig
onderdelen bevatten. Maar goed ook, want die onderdelen waren naar huidige
begrippen schreeuwend duur. Het was uiteraard in Amerika dat fabrieksapparatuur
voor de kortegolf-zend- en ontvangamateur vanaf ongeveer het midden van de jaren
dertig op de markt verscheen. Een enkel exemplaar van zo'n ontvanger, wellicht
een National HRO of een Hallicrafter, vond zijn weg naar ons land en verscheen
in de shack van een kennelijk zeer gefortuneerde amateur. Maar de doorsnee
kortegolfenthousiast luisterde op een rechtuit-ontvanger of simpele super en
zond uit met aanvankelijk een enkeltraps-Hartley en later een kristalgestuurd
zendertje met twee of drie trappen.
Zo bleef het tot de Tweede Wereldoorlog. Na afloop daarvan verschenen grote
hoeveelheden ex-krijgsmachtapparatuur in dat eldorado van de zendamateur: de
dumpwinkel. Voor relatief weinig geld kon de amateur zich daar een
kortegolfontvanger van Engelse, Amerikaanse of - in zeldzamer gevallen - Duitse
oorsprong aanschaffen. Hoewel zenders ook in de dump verschenen bleef het
merendeel van de amateurs trouw aan het zelf maken daarvan. Eind van de jaren
vijftig verschenen bouwstenen voor het zelf maken van ontvangers en zenders voor
amateurgebruik op de markt. De naam Geloso kreeg een bekende klank, niet alleen
door de zenderstuurtrap die door deze Italiaanse firma in de handel werd gebracht,
maar ook door haar complete ontvangers en zenders. In de jaren zestig brak
fabrieksapparatuur voor de zendamateur goed door; aanvankelijk van Amerikaanse
oorsprong en alleen voor kortegolf. De VHF/UHF-amateur bleef aangewezen op
zelfbouw. In de jaren zeventig kwam ook voor deze categorie amateurs apparatuur
op de markt en begonnen de Japanners de Amerikanen te verdringen, een proces dat
thans vrijwel is voltooid. Nog slechts een enkel amateurtoestel van Engelse of
Amerikaanse oorsprong is in de winkel te vinden.
Toch blijft er een groep amateurs die er plezier aan heeft en er een eer in
stelt om te werken met zelfgemaakte apparatuur. Maar dat is er met de jaren niet
eenvoudiger op geworden als gevolg van de ontwikkeling van de techniek en het
moeilijk verkrijgbaar zijn van sommige onderdelen. Velen die graag zelf iets
zouden willen maken zien op tegen de complicaties van het ontwerpen ervan en het
opscharrelen van onderdelen. Of zij menen - terecht of onterecht - dat de vereiste
radiotechnische kennis hun ontbreekt. Toch is er ook voor deze categorie amateurs
een mogelijkheid om met eigen handen iets in elkaar te zetten; en dat kan zelfs
een tamelijk gecompliceerd stuk digitale techniek betreffen. Die mogelijkheid
wordt hen geboden in de vorm van bouwdozen. En daarmee zijn we terug bij wat zich
het aan het begin van de radio-omroep afspeelde. De houten plank, waar de
onderdelen op werden vastgeschroefd, is vervangen door de printplaat; de
bakelieten lamphouder door het IC-voetje. Gebleven is de tekening op ware grootte,
waarop precies is aangegeven waar de diverse onderdelen op de printplaat moeten
worden geplaatst.
Hoe eenvoudig het in elkaar zetten van zo'n bouwdoos ook moge zijn; voor het
ontwerpen ervan geldt het omgekeerde. Het vereist grote vakkennis en toewijding
om een gecompliceerde schakeling in bouwdoosvorm om te zetten, zodanig dat de
amateur zonder diepgaande kennis van de elektronica het toestel in elkaar kan
zetten met een redelijke kans op succes.
De VERON prijst zich gelukkig zulke bouwdoosontwerpers onder haar leden te tellen.
Amateurs die dan ook nog bereid zijn hun produkt in een artikel te beschrijven
dat in ons blad Electron wordt gepubliceerd.
De AMATEUR VAN HET JAAR 1986 is zo'n man. Zijn eerste werkstuk - een
capaciteitsmeter met automatische bereikomschakeling - verscheen in Electron van
augustus 1981. Daarna zijn er nog vele gevolgd. In het komende decembernummer van
Electron zal zijn laatste creatie worden gepubliceerd en daarmee zal het aantal
van zijn in Electron gepubliceerde ontwerpen het getal zestien hebben bereikt.
Dames en heren, het is mij een eer en een genoegen u te kunnen mededelen dat het
Bestuur van de Stichting Wetenschappelijk Radiofonds Veder benoemt tot amateur
van het jaar 1986:
de heer D.S. Hoefsloot, PAØDSH, te Leidschendam.
Het Bestuur van de Stichting neemt daarmee de voordracht over van het Hoofdbestuur
van de VERON, welke voordracht als volgt luidt: "In de toekenning van de
onderscheiding AMATEUR VAN HET JAAR 1986 aan de heer D.S. Hoefsloot,
PAØDSH, te Leidschendam willen wij het verdienstelijke werk dat door
betrokkene wordt verricht, onderstrepen. Door zijn reeks van technische
artikelen in Electron, waaronder met name die op het gebied van SSTV (Slow Scan
Televisie) stimuleert hij de zelfbouw van de voor deze techniek benodigde
randapparatuur en is bij daarbij tevens zijn mede-amateurs met raad en daad
behulpzaam."
Ik geef nu graag het woord aan de voorzitter van het WERA-fonds Veder, mevrouw
E.J. Kosters - Van Hoboken.
Ik dank u voor uw aandacht.
|