Benoeming AMATEUR VAN HET JAAR 2005

Considerans, uitgesproken door prof.ir. K.H.J. Robers, PAØKLS,
tijdens de Dag voor de Radioamateur te Apeldoorn op 4 november 2006

Mijnheer de voorzitter, dames en heren,

Het verheugt het bestuur van het Wetenschappelijk Radiofonds Veder om vandaag wederom de benoeming te bekend mogen maken van een Amateur van het jaar. Ditmaal van het jaar 2005, want het jaar 2006 is nog lang niet rond, wie weet wat er nog allemaal gebeurt.

Als wij kijken naar de wetenschap, ons fonds is tenslotte een wetenschappelijk fonds, dan lijkt het op het eerste gezicht dat alles daar mooi geordend is en vast ligt. Maar niets is minder waar. Steeds wanneer wij denken dat we nou wel weten hoe het zit, gebeurt er iets onverwachts, iets waarover we uitroepen: "Nee, maar dat kan helemaal niet". Dat kan zijn bij metingen, waarvan de uitkomsten al wel verwacht worden. Plotseling komt er dan iets uit dat niet verwacht werd. Na de uitroep: "Nee, maar dat kan helemaal niet", zijn er wetenschappers die zo'n meting negeren, vergeten op te schrijven, of aanpassen zodat hij "wel klopt". Als zoiets uitkomt, nou en dat gebeurt nogal eens, dan zijn zij zuur.

Het betere soort wetenschapper voelt na zo'n moment dat er een enorme kans ligt, de kans om dit fenomeen verder uit te spitten en wellicht de totale wetenschap op zijn kop te zetten en hem daarmee verder te helpen. De bestaande theorie moet dan over boord worden gegooid, worden aangepast of, wat meestal gebeurt, worden uitgebreid.

Ook in de wetenschap der radiotechniek komt dat regelmatig voor. In de tijd van Anton Veder, de grondlegger van het Radiofonds, was het bekend dat je lange golven moest gebruiken om vèr te komen. Uit de Maxwellvergelijkingen voor het elektrische en magnetische veld volgt direct dat een EM-veld bij een verdubbeling van de afstand met één S-punt afneemt. Dat is bijzonder als wij ons realiseren dat het verschil tussen 1 en 2 km één S-punt is, maar ook het verschil tussen 1000 en 2000 km. In kabels is dat helemáál niet zo, helaas.

Nog belangrijker is het begrip uit deze vergelijkingen dat radiogolven de afstand meten in golflengten en niet in kilometers. Op 80 meter is hetzelfde tegenstation 40 maal zo dichtbij als op 2 meter. En op een golflengte van 2 km is de wereld duizend maal zo klein als op 2 meter. Althans als je vergelijkbare antennes gebruikt, bijvoorbeeld een full size dipool.

Deze wetenschap maakt het keihard duidelijk dat je om vèr te komen laaange golven moet gebruiken. Dat deed men dus, bovendien met gigantische vermogens. Dr. de Groot bouwde in Malabar in Nederlands Indië een zender van 2½ megawatt op een golflengte van 16 km. Tel uit je winst. De antenne, een aan het begin gevoede bundel draden met een lengte van bijna 2 km, was opgehangen boven een dal tussen twee bergruggen. Dit was ècht zelfbouw, en heel wat groter dan er bij ons in de shack past. Ja, dit was techniek met een zéér grote T.

Voorzijde van het boek Radio Malabar Er is hierover een heel bijzonder boek nèt verschenen, waarin een ooggetuige uit die tijd zijn avonturen beschrijft bij het installeren en in gebruik nemen van dit gigantische station in de tropen. Het is een wonder dat deze informatie alsnog ongeschonden boven water is gekomen. Ik kan het iedere radioamateur van harte aanraden. In dit boek komt u zelfs Anton Veder, de grondlegger van ons fonds tegen, die rond de eerste wereldoorlog als sergeant in het leger al lekker met radio aan het hobbyen was.

Wat er gebeurde toen de langgolvige morseseinen met 2,5 MW eenmaal van Indië naar Nederland gingen en weer terug, is genoegzaam bekend. De nutteloze korte golven mochten gebruikt worden door amateurs. Ach, wel aardig voor verbindingen van huis tot huis. Totdat bleek dat je op deze speelgoedgolflengtes óók aan de andere kant van de wereld te horen was. Nee, maar dat kàn toch helemaal niet? En dan nog wel met een vermogen waar maar nèt een lamp op brandt. De wereld van de grote wetenschappers stond op zijn kop. De theorie moest worden uitgebreid met ionosfeerlagen en reflectie daartegen. Zo hebben zendamateurs hun faam in de wetenschappelijke wereld verworven. In het zonet genoemde boek is deze revolutie ook aangrijpend beschreven.

Het bijzondere aan radiozendamateurs is dat zij niet zo erg gehinderd worden door theoretische wetenschappelijke kennis. Als er iemand een gek idee in zijn hoofd krijgt, en er zijn over de wereld heel veel van die hoofden, dan ga je het eerst proberen en daarna pas ga je nadenken. Wees er van overtuigd dat dit door de wetenschappers als heel bedreigend wordt gezien. Het resultaat van één experiment van een gek is nog te ontkennen. Maar als het tientallen keren gebeurt moet de theorie op zijn kop.

Een voorbeeld daarvan is de propagatie van microgolven. Wij weten dat die zich rechtlijnig voortplanten. Amateurs probeerden op 10 GHz een ATV verbinding te maken met Engeland. Dat kan natuurlijk helemaal niet, want Engeland ligt kilometers diep achter de ronding van de aarde. Maar als je dat nou niet kunt uitrekenen en je gaat op een Nederlandse duintop staan, met een tegenstation in Engeland op de krijtrotsen? Je staat dan immers wat hoger en er is alleen maar water tussen je in. Dat ging natuurlijk ook niet, zo hoog zijn de duinen nou ook weer niet. Toen kreeg iemand het krankzinnige idee om op het strand te gaan staan, vlak boven het water. Want ach, we zijn hier nou toch. En zie, beeld. Onverwacht goed. Hoe is het mogelijk? Dit kàn helemaal niet! Zijn het de golven van de zee? Is het het verdampende water? De wetenschap staat weer eens op zijn kop.

Om dit soort experimenten te doen moet je zelf je spullen bouwen. Er zijn gelukkig nogal wat amateurs die dat verwoed doen. Het geeft ook een fijn gevoel wanneer iets dat je zelf gemaakt hebt het uiteindelijk doet. Speciaal voor jongeren is dit erg aantrekkelijk. Als je iets gemaakt hebt dat het doet, dan onderscheidt dat je van je klasgenoten. Die kunnen dat niet. Iedereen kan wel achter een bal aan hollen, maar iets máken, dat is heel iets anders. Daarom is dit dé methode om jongeren te winnen voor onze hobby. Laat ze iets maken, iets dat werkt. Gelukkig zijn er nog amateurs die daar hun tijd in steken. Pas later, mijn ervaring is pas als ze in de derde klas van het voortgezet onderwijs zitten, komt bij hen de behoefte op om te willen weten waarom het werkt.

Vele keren heb ik gezien dat jongeren die op deze manier zijn begonnen er niet meer van los te branden zijn. Elektronica, hoogfrequent, radio, is nog steeds even boeiend als in de tijd van Anton Veder; is nog steeds zo leuk als toen wij er mee begonnen. Als je dan uit het raam kijkt en je ziet de blauwe lucht met daar tegen afstekend een stuk draad; en je hoort uit de luidspreker de stem van je tegenstation dat duizenden kilometers van je vandaan zit; en je weet dat ook hij zomaar een stuk draad in de lucht heeft hangen en dat er verder niets is tussen hem en jou dan die blauwe lucht, dan is dat toch een groot wonder? Dat wonder beleef je dan, live. Dáár moeten wij op insteken. Dat is de kracht van het radiozendamateurisme.

Het is overigens opvallend om te zien dat wie eenmaal hiermee besmet is er ook niet meer vanaf komt. Vele jongeren die ik hier in terecht zag komen scoorden ineens veel betere punten op school, gingen de technische richting op, naar het HBO of de universiteit en kwamen in goede banen in het bedrijfsleven terecht. Waarschijnlijk allemaal omdat zij ervaren hadden hoe het voelt om iets te maken dat werkt. Daarbij bouwen zij hun eigen wetenschap op rondom henzelf. Door het doen leren zij wat er werkt en wat niet, althans wat zij aan de praat krijgen en wat niet.

Ook in de wetenschappelijke wereld zien wij opvallend vaak een zendamateur. Hij gebruikt de kennis en kunde, opgedaan in zijn carrière als amateur, om in dienst van de universitaire wereld de wetenschap verder te helpen. Want de echte wetenschappers, zij die alleen maar willen wéten, hebben vaak twee linker handen. Zij steunen zwaar op hun medewerkers, die de techniek in hun vingers hebben en het èchte onderzoek doen, de apparatuur maken. Deze zendamateurs combineren hun werk met hun hobby. De scheidslijn wordt soms heel vaag. Zij hebben op hun werk een laboratorium, maar ook thuis is dat er. Daardoor kunnen zij dingen die bijna niemand anders kan. Daarmee vallen zij soms in de prijzen, zelfs in de wetenschappelijke prijzen.

Een laboratorium thuis heeft elke zendamateur wel. Wij noemen het onze "shack", een buitenstaander noemt het "rommelhok", maar als je ziet wat er gebeurt is het echt een laboratorium. Omdat wij elektriciteit niet kunnen zien moeten wij ons sterk verlaten op apparatuur. Het begint met een universeelmeter, maar radioamateurs hebben meer nodig. Als je dan op je werk op de universiteit verwend bent met goede apparatuur, kun je thuis niet meer met minder toe. Zo zijn er amateurs die thuis zo'n beetje alles kunnen meten en die ook het ijken van deze instrumenten in eigen beheer doen. En heb je eenmaal meetapparatuur dan kun je daarmee nieuwe apparatuur bouwen. Die hoeft niet onder te doen voor wat je zou kunnen kopen, niet qua meetprestaties, maar als je daar de nodige aandacht aan besteedt ook niet qua uiterlijk en bediening.

Zo iemand is in zijn omgeving een steun voor anderen. Regelmatig is er bezoek om een technisch probleem tot klaarheid te brengen. Vaak zal daarbij de uitroep klinken: "Maar dat kàn helemaal niet"! Het begrip, noem het de wetenschap, is dan nog niet op het niveau dat nodig is om het probleem te doorgronden. In een avondje elektronisch spitten komt dat wel weer voor elkaar en verlaat een tevreden amateur het huislaboratorium en is de kennis bij twee mensen uitgebreid.

Dames en heren, het hoofdbestuur van de VERON draagt ieder jaar iemand voor als Amateur van het jaar. De wetenschap wie het zal worden heeft bijna niemand. Maar stel dat iemand dat zou weten en door toevalligheden, die je niet had kunnen voorzien, lopen de zaken anders, dan is dat heel verwarrend. In de zaal zit nu iemand die vecht tegen deze verwarring. Op dit moment zegt hij tegen zichzelf: "Nee, maar dat kàn helemaal niet". Zijn wetenschap in deze komt op zijn kop te staan. Maar hij zal moeten accepteren dat de werkelijkheid anders is dan hij altijd al gedacht had.

Daarom wil ik nu graag het woord geven aan de voorzitter van het Wetenschappelijk Radiofonds Veder, mevrouw Françoise Olthof-Kosters. Zij zal U gaan onthullen wie de Amateur van het Jaar 2005 wordt.

Mevr. F. Olthof-Kosters voorzitter van het Vederfonds:

Mijnheer de voorzitter, dames en heren,

Na deze boeiende woorden van de heer Robers is de eer aan mij om de amateur van het jaar 2005 bekend te maken.
Wat mij altijd opvalt bij zendamateurs is dat als er in eerste instantie één gezinslid besmet is met het zendvirus, er altijd meer in datzelfde gezin volgen. Dat zien wij ook nu weer bij de amateur van het jaar: zijn vrouw steunt hem door dik en dun in zijn hobby. Toen wij het voorstel kregen van het hoofdbestuur van de Veron voor deze amateur van het jaar 2005 en kennis namen van de onderbouwing, deed ons dat deugd. De amateur van het jaar 2005 is iemand die graag andere mensen die mooie opvallende prestaties leveren in het zonnetje zet of laat zetten. Hij heeft een neus voor personen die erdienstelijk of opvallend waren, maar zal in zijn bescheidenheid nooit naar zichzelf wijzen. Echter hij is zelf zeer verdienstelijk en opvallend en is vandaag mooi om de tuin geleid. Ik neem aan dat iedereen nu wel door heeft wie de amateur van het jaar 2005 is.

De amateur van het jaar 2005 is geworden:
de heer J.A.J.M. Disselhorst PA3ACJ

Ik verzoek de heer Disselhorst en ook zijn vrouw Lineke naar voren te komen.

Amateur van het jaar 2005 Jos Disselhorst, PA3ACJ uit Leiden

Foto van Jos Disselhorst