Benoeming AMATEUR VAN HET JAAR 2017
Considerans, uitgesproken door dr.ir. P.T. de Boer,
PA3FWM, tijdens de Dag voor de Radioamateur te Zwolle op
3 november 2018
Mijnheer de voorzitter, dames en heren,
Als u hier in de zaal zit, heeft u het gemerkt: de Dag voor de RadioAmateur is
een eindje naar het noorden gegaan, van Apeldoorn naar Zwolle.
Als we nog iets verder naar het noorden gaan, komen we in Groningen uit,
en daar wil ik deze considerans graag beginnen.
In Groningen staat inmiddels al ruim 400 jaar een universiteit: het was de
derde universiteit van Nederland, na Leiden en Franeker.
In die 400 jaar zijn de nodige objecten verzameld, en daarvoor heeft deze
universiteit haar eigen museum.
Deze objecten variëren van wat zo mooi "anatomische preparaten" heet, oftewel
lichaamsdelen op sterk water, tot de Nobelprijs-medaille van hoogleraar Frits Zernike.
Als radioamateur zal uw belangstelling daar echter vooral getrokken worden
door een in elkaar geknutselde televisieontvanger, die in een van de vitrines staat.
Deze is in de jaren 40 gebouwd door PA0ZX, old man Hendrik de Waard.
PA0ZX is later hoogleraar natuurkunde aan de Rijksuniversiteit Groningen geworden,
en bij amateurs vooral ook bekend door de ZX-ronde waarin, tot op de dag van
vandaag, ook na het overlijden van PA0ZX zelf,
wekelijks een technisch of natuurkundig onderwerp wordt besproken.
Zelf herinner ik me hem vooral van een fraai (gast)college over electromagnetisme
dat hij ooit voor middelbare scholieren verzorgde,
geïllustreerd met een heel podium vol demonstratieopstellingen.
Maar in de jaren 40 was PA0ZX dus een pionier op televisiegebied,
of eigenlijk moet ik zeggen amateur-televisiegebied, want voor zover ik weet
deed hij dit als hobby, ondanks dat zijn bouwsel in het museum van zijn
werkgever terecht gekomen is.
De eerste professionele televisieuitzendingen in Nederland waren experimenten
rond Philips in Eindhoven, en vanaf 1951 was er officiële publieke televisieomroep,
die echter aanvankelijk alleen in het midden van het land te ontvangen was,
omdat de benodigde zendmasten voor de rest van het land nog niet gebouwd waren.
In het noorden liep de amateurgroep rond PA0ZX dus voorop!
Ook bij het Vederfonds is PA0ZX geen onbekende.
In 1964 was hij het namelijk die de considerans uitsprak voor de tweede Amateur
van het Jaar ooit benoemd, die van 1963.
(Immers, de amateur van een bepaald jaar wordt pas in het daaropvolgende jaar benoemd,
zodat al zijn of haar verdiensten in het betreffende jaar bekend zijn.)
Als Amateur van het Jaar 1963 werd benoemd C.J. Roos, PA0YH.
Helaas is de door PA0ZX destijds uitgesproken considerans niet bewaard gebleven.
En in Electron van die tijd staat weliswaar deze uitreiking vermeld,
maar niet op grond van welke verdienste PA0YH tot Amateur van het
Jaar benoemd is; ook dat is dus niet meer bekend.
Gelukkig worden tegenwoordig de consideransen allemaal bewaard; u kunt ze
vanaf 1983 teruglezen op de website van het Vederfonds.
Maar goed, ik noemde de amateurtelevisie uit de jaren 40 al, een tak van
onze radio-hobby die ook tegenwoordig nog volop in de belangstelling staat.
Hoe zit dat eigenlijk, televisie in een radio-hobby? Is dat geen tegenspraak?
Tele-visie betekent letterlijk zoiets als zien ("visie") op afstand ("tele").
Impliciet wordt daarbij, tenminste bij radio-amateurs,
verondersteld dat die afstand door middel van radiogolven wordt overbrugd.
De betekenis van dat andere woord, "radio", is in de loop van de tijd verschoven.
Oorspronkelijk, en ook etymologisch, verwijst het naar een fysiek verschijnsel, namelijk
golven die zich in de ruimte uitbreiden.
Die golven hebben hun toepassing gevonden in zaken als radio-telegrafie en radio-omroep,
en zo is het woord "radio" ook een afkorting geworden voor radio-omroep, te weten het
via elektromagnetische golven verspreiden van spraak en muziek naar een grote groep luisteraars.
Voor de jongere generatie is deze betekenisverschuiving nog verder doorgeschoven.
Enkele jaren geleden gaf ik op de dag na Sinterklaas college, en
hoorde in de pauze enkele studenten met elkaar praten.
Dit was nog voor de Zwarte-Pieten-discussie, dus ze hadden het gewoon over de cadeautjes.
Een van hen vertelde dat hij of zij toch wel iets heel leuks had gekregen:
een apparaatje dat je in je computer kon inpluggen en waarmee je naar radio kan luisteren,
zónder daarvoor een internet-verbinding nodig te hebben!
Voor deze studenten was het begrip "radio" dus puur het luisteren naar een programma van spraak en muziek,
ongeacht hoe dit programma verspreid wordt.
En als daar al over wordt nagedacht, dan gaat dat natuurlijk via het internet.
(Overigens is zo'n internet-verbinding tegenwoordig natuurlijk meestal WiFi, wat op zijn beurt ook weer radio
in "onze" zin van het woord is.)
Wellicht is deze betekenisverandering van het woord "radio" ook iets wat we moeten meenemen
wanneer we jongeren in onze hobby proberen te interesseren.
Zoals gezegd, de Dag voor de Radio-Amateur is dit jaar, geografisch gezien, een eindje omhooggegaan,
van Apeldoorn naar Zwolle.
Maar de neiging omhoog te gaan geldt ook in de radiotechniek zelf, namelijk omhoog in frequentie.
In de beginjaren was dat van de lange naar de kortegolf, omdat het overbruggen van grote
afstanden daar veel makkelijker bleek, wat overigens door amateurs is ontdekt.
Daarna ging men verder omhoog in frequentie vooral omdat meer bandbreedte nodig was, voor de al eerder
genoemde televisietechniek, de FM-omroeptechniek, mobiele telefonie, 3-, 4- en 5-G mobiele
datacommunicatie, enzovoort.
Want hoe hoger de frequentie, hoe meer "ruimte" er is. Er zitten nou eenmaal meer
hertzen tussen 300 en 3000 MHz, dan tussen 0 en 30 MHz.
Dat de overbrugbare afstanden op die hogere frequentie kleiner zijn, neemt men op de koop toe,
of is zelfs een voordeel, omdat frequenties een paar kilometer verderop hergebruikt kunnen worden.
Dit weerspiegelt zich in een steeds dichter wordend netwerk van zendmasten:
was voor de AM-radio één zender genoeg om heel Nederland te dekken, voor
FM en televisie was een dozijn masten nodig,
en tegenwoordig staat haast op elke straathoek wel een zender voor mobiele telefonie.
Ook radioamateurs hebben deze trend naar hoge frequenties gevolgd, maar wel op ongebruikelijke wijze.
Weinig professionals zouden op het idee komen om op 10 GHz
een signaaltje neer te zetten dat maar honderd hertz breed is,
om vervolgens heel veel moeite te gaan doen om de zender en de ontvanger voor dat signaaltje
zó stabiel te maken, dat ze elkaar kunnen vinden; immers, zeeën van ruimte daar,
die amateurband is breed genoeg voor 5 miljoen van dat soort signaaltjes!
Maar amateurs doen dat wel: bij hen gaat het vaak niet om de megabits per
seconde, maar om het überhaupt máken van die verbinding.
En amateurs willen juist wél een grote afstand overbruggen, wat met zo'n smal signaaltje gemakkelijker gaat.
Maar het belangrijkste is misschien wel dat amateurs dit doen uit nieuwsgierigheid!
Behalve die hele smalle signaaltjes vinden we op de hogere amateurfrequenties ook
steeds vaker televisiesignalen.
Daar speelt de benodigde bandbreedte wel weer een rol, net als bij de professionals.
Zo'n televisiesignaal is immers breed.
Het past nét in de 70cm-amateurband, maar dan krijg je wel klachten van andere amateurs
die op dezelfde frequentie met satellieten werken.
Op de hogere amateurbanden, zoals 1,3 en 2,3 GHz, is meer ruimte, genoeg voor een stuk of wat van die amateur-TV-signalen.
Maar de amateur is nieuwsgierig, en wil hogerop: kan het ook op hogere frequenties?
Ja, dat kan. 5 GHz is zelfs kant en klaar te koop, en voor 10 GHz kun je spullen uit de
satelliettelevisietechniek ombouwen.
Dus écht spannend wordt het pas bij 24 GHz.
En als je 24 GHz werkend hebt, dan probeer je natuurlijk 47 GHz.
Waarom zijn die zeer hoge frequenties zo lastig, dat maar weinig amateurs zich daar wagen?
Frequentie is het aantal trillingen per seconde: bij 47 GHz duurt een trilling maar
zo'n 20 pico-seconden, dat is 0,000 000 000 02 seconde.
Dat is heel weinig tijd.
In die tijd legt zelfs het licht maar ongeveer een halve centimeter af.
Bij "normale" electronica gaan we er altijd van uit dat de schakeling klein is
ten op zichte van de golflengte. Als dat niet zo is, weet de schakeling als het
ware aan de voorkant niet meer waar de achterkant mee bezig is.
Wil je dat op 47 GHz nog voorkómen, dat moet je schakeling dus veel kleiner zijn
dan die halve centimeter: dat wordt letterlijk gepruts op de vierkante millimeter.
Chips van een vierkante millimeter zelf maken is voor de amateur niet weggelegd.
Maar amateurs zijn inventief, en nemen afgedankte kant-en-klare hardware
en verbouwen dat naar de amateurband. Dat is iets van alle tijden en alle banden.
Het alternatief voor het steeds kleiner maken van de schakeling,
is accepteren dat je schakeling niet meer klein is ten opzichte
van de golflengte, en daar in het ontwerp rekening mee houden.
Dan kom je in hele andere technieken terecht, zoals
striplines en golfpijp, wat heel andere vaardigheden vereist.
Golfpijpen zijn ronde of rechthoekige buizen, ongeveer zo breed als de golflengte,
waar het signaal doorheen gaat.
Voor lage frequenties worden golfpijpen dus al gauw onhandelbaar groot en
daarom zelden gebruikt.
Maar in de Eiffeltoren werd vroeger een golfpijp gebruikt om televisiezenders
aan de voet van de toren aan te sluiten op de antennes op de top,
op frequenties rond de 500 MHz.
Zo'n golfpijp is bijna groot genoeg om als mens doorheen te kruipen!
Met de introductie van digitale televisie in 2010, werd, volgens een verslaggever,
deze "analoge" golfpijp vervangen door een "digitale" coaxkabel. Jawel...
Het bewerken van golfpijpen is metaalbewerking: zagen, frezen, lassen...
Niet iets waar elke amateur handig in is, maar sommigen wel, wellicht door
hun beroepsmatige achtergrond.
Metaalbewerking is trouwens ook in andere takken van onze hobby wel handig;
denk aan het maken van grote antennes of masten.
Dat moet allemaal netjes stabiel en stevig, anders waait het bij een storm weg.
Gelukkig helpen amateurs elkaar, ook bij dat soort klussen.
En waar lees je over al dit soort activiteiten? Natuurlijk, in Electron.
De meeste aandacht trekken in Electron waarschijnlijk de "gewone", grote
artikelen, van meerdere pagina's, waarin 1 onderwerp uitgebreid wordt
besproken, vaak nadat de auteur iets helemaal heeft uitontwikkeld, klaar
voor nabouw.
Maar Electron heeft ook een aantal vaste rubrieken, waarvan de inhoud niet
onderschat moet worden, zoals de VHF-en-hoger-rubriek.
Behalve contestuitslagen en dergelijke, die alleen voor de deelnemers relevant zijn,
staat daar ook een hoop in dat voor een groter publiek interessant en leerzaam is;
af en toe lijkt het wel een tijdschriftje op zichzelf.
Vaak zijn dat stukken die te kort zijn voor een zelfstandig artikel;
of dingen die nog niet af zijn, meer werk-in-uitvoering, maar daarom niet minder
interessant voor de mede-amateur die wellicht ook met zoiets bezig is of wil.
Het schrijven van zo'n rubriek is misschien minder zichtbaar dan van een "echt" artikel,
maar zeker niet minder waardevol!
Dames en heren, het verheugt het bestuur van de Stichting Wetenschappelijk Radiofonds Veder
dat het Hoofdbestuur van de VERON een radiozendamateur heeft voorgedragen als Radio-Amateur van het Jaar 2017,
die zeer actief is op het gebied van microgolf en amateur-televisie,
mede-amateurs daarmee graag helpt, en veel in Electron schrijft over zijn ervaringen.
Het Stichtingsbestuur heeft deze voordracht dan ook gaarne overgenomen.
Dan wil ik nu graag het woord geven aan de voorzitter van het Wetenschappelijk Radiofonds Veder, mevrouw Françoise Kosters.
Zij zal u gaan onthullen wie tot Radioamateur van het Jaar 2017 wordt benoemd.
Radioamateur van het Jaar 2017: Renny de Leeuw, PE1ASH

|