Anton Veder: radioamateur van het eerste uur
door ir. Dick W. Rollema, PAØSE
Het WERA Fonds Veder is bekend van de Vederprijs-uitreikingen die meestal plaats
vinden tijdens een themabijeenkomst van het NERG. Maar voor het overige geniet
het Fonds en zijn oprichter A. Veder weinig bekendheid. Met deze bijdrage hopen
we daar verandering in te brengen. Maar eerst het één en ander
over de gebeurtenissen die tot de oprichting van het fonds hebben geleid.
Radioamateur A. Veder
Anton Veder was bankier te Rotterdam en tevens een fervent radioamateur. Wanneer
hij met die hobby is begonnen, weten we niet maar het was in ieder geval
vóór de Eerste Wereldoorlog. Hij had een ontvangstation ingericht
met de modernste middelen die toen beschikbaar waren. Het enige waarnaar kon
worden geluisterd, waren morsetelegrafiesignalen. Veder maakte zich de kennis
van morse eigen en ging zelfs zover, dat hij zijn echtgenote en dochter eveneens
verplichtte het morsealfabet te leren! Ook werden ze belast met het knippen van
micaplaatjes, die hij wel nodig zal hebben gehad voor het maken van
condensatoren.
Voor het leren van morse nam Veder contact op met L.F. Steehouwer; die leidde
aan de Rotterdamse Zeevaartschool radiotelegrafisten op. En er meldde zich nog
een belangstellende: P.C. Tolk, later omroeper bij de NCRV. Steehouwer gaf aan
de beide heren zelfs een radiostationnetje mee, waarmee vergeefs werd getracht
een verbinding tot stand te brengen. Dat was clandestien. Maar dat veranderde,
toen hen door inspecteur van 't Sant van de rivierpolitie een zendvergunning
werd verleend. Of van 't Sant daar inderdaad de bevoegdheid toe bezat of het in
overleg met "den Haag" heeft gedaan, valt niet meer na te gaan (van 't Sant werd
later hoofdcommissaris van politie in Den Haag en tijdens de Tweede Wereldoorlog
secretaris van Koningin Wilhelmina te Londen).
Met het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog in 1914 wordt elke activiteit op
radiogebied verboden; apparatuur moet worden ingeleverd of verzegeld. Het
station van Veder ontkomt aan dit lot. Er doen zich namelijk spoedig geruchten
voor, dat in het neutrale Nederland subversieve elementen actief zijn die per
radio contact onderhouden met de oorlogvoerende landen. Om hieraan paal en perk
te stellen, wordt een militaire radiocontroledienst opgericht die onder leiding
staat van de kapitein Kniphorst. Maar vooral ging het om Duitse zeppelins te
peilen die op weg waren naar Engeland om Londen te bombarderen. Maar de dienst
beschikt aanvankelijk niet of nauwelijks over apparatuur. Anton Veder is als
dienstplichtig militair opgeroepen en hij stelt grootmoedig zijn radiostation
ter beschikking aan de dienst.
 Sergeant Veder
(zittend) te midden van zijn radiomannen in het veld.
De inmiddels tot sergeant opgeklommen Veder wordt ingekwartierd in zijn eigen
woning en mariniers bewaken de zo gecreëerde post van de militaire
radiocontroledienst te Rotterdam. Maar kunnen luisteren is niet genoeg; voor het
lokaliseren van de staatsgevaarlijke zenders zijn radiorichtingzoekers nodig.
Het Technisch Bureau Wireless van H.H.S. à Stéringa Idzerda krijgt
opdracht tot het leveren van dergelijke radiopeilstations. Idzerda had nog nooit
zoiets gemaakt, maar na enige mislukte pogingen lukt het hem een goed werkende
peiler volgens het systeem Bellini-Tosi te construeren.

Idzerda toont de peiler in de in 1918 uitgebrachte catalogus van zijn inmiddels
in "Nederlandsche Radio-Industrie" omgedoopte fabriek. De plaatsing van de
eerste peiler, "ergens in Nederland", zoals geheimzinnig aangeduid, is vlak bij
Rotterdam.
Voor de officiële afname door de dienst heeft kapitein Kniphorst een
commissie gevormd en Idzerda krijgt het recht zijnerzijds ook iemand toe te
voegen. Hij nodigt J. Corver uit; over hem later meer. Veder is gastheer voor de
commissie die de peiler van Idzerda zal afnemen en vóór de
plechtigheid biedt hij de commissie een diner aan. Daarna gaat het naar het
peilstation in de automobiel van de heer Veder, een Hansa. De apparatuur blijkt
aan alle eisen te voldoen. De afname verloopt dan ook zonder problemen. De enige
die een slechte beurt maakt, is één van de soldaten die in het
station had behoren te zitten om waarnemingen te doen. Die heeft elders een meer
"geestrijke" omgeving opgezocht en daarom zijn rapport al enige uren tevoren
ingevuld met gefantaseerde peilingen, die overigens op intelligente schattingen
blijken te berusten. De "douw" die hij krijgt zal hij niet gauw zijn
vergeten.
Van Corver verneemt Veder, dat er ook in den Haag een groep radioamateurs actief
is. Dat leidt tot de oprichting van de Nederlandsche Vereeniging voor
Radiotelegrafie, NVVR, waarover straks meer. Maar eerst wat meer over die Haagse
amateurs.
Radioamateurs te 's-Gravenhage
Spil van die groep is Jan Corver (1878 - 1956), "JC" voor zijn vrienden. Van
oorsprong journalist bij de Leeuwarder Courant treedt hij in 1908 in dienst van
de "Tachygrafische Inrichting", de steno-afdeling van de Tweede Kamer der
Staten-Generaal. Zijn belangstelling voor de radio wordt gewekt door een bezoek
aan het luisterstation van de Amsterdammer A.H. de Voogt, begin 1913. Dit bezoek,
en ook eigen experimenten, leiden tot een publicatie in Panorama van
december 1913: "Het wonder der draadlooze telegrafie - kijkjes in de
Nederlandsche amateurswereld". Het artikel is geïllustreerd met foto's van
o.a. een radio-ontvanger in een sigarenkistje, een elektrolytische- en een
kristaldetector en een experimentele ontvanger op een plank met verwisselbare
detectoren en spoel met glijcontacten. Helaas zijn ontvangexperimenten
clandestien, want in Nederland is een ontvangverbod voor particulieren van
kracht. De luisteramateurs zorgden er dan ook voor, dat hun antennes vanaf de
straat niet zichtbaar waren, of ze luisterden alleen 's-nachts en lieten overdag
de antenne plat op het dak zakken.
Voor de Vereeniging voor Weer- en Sterrenkunde te den Haag had A.H. de Voogt, de
man waaraan Corver een bezoek bracht, na een lezing over sterrenkundige
tijdsbepaling iets verteld over de mogelijkheid van ontvangst van de
precisietijdseinen van de Eiffeltoren. In januari 1913 zorgt hij naar aanleiding
hiervan voor een demonstratie voor een paar belangstellenden. De politie,
waarvoor de Voogt na vroegere ervaringen een hartgrondig respect koestert, moet
men volgens hem bij zulke experimenten liever niet prikkelen met het gebruik van
al te opvallende antennedraden. Het telegraafmonopolie van Vadertje Staat kan in
vrijheid slechts overtreden worden als het clandestien gebeurt. Als goede
burgers vinden de zich nu tot een groepje vormende amateurs dit toch maar
onbevredigend. Zij beginnen zich op de hoogte te stellen van buitenlandse
literatuur, zoals het Franse boekje van dr. Pierre Corret dat een
uittreksel was van artikelen van deze auteur in Cosmos van oktober en
november 1912: Reception à domicile des signaux horaires. In 1913
gaat de Eiffeltoren naast het tijdsein ook weerberichten uitzenden, dit met name
ten behoeve van de militaire luchtvaart. Dr. van Gulik, hoogleraar te
Wageningen, ziet hiervan ook het belang voor de landbouw in en geeft daaraan
uiting in de Mededelingen van de Wageningse hogeschool.
Samen met dr. van Gulik, de Haagse afdeling der Nederlandse Vereeniging voor
Weer- en Sterrekunde, alsmede de heer Lugard als vertegenwoordiger van de ANWB,
wordt door het groepje amateurs dat zich had gevormd, te den Haag een
vergadering belegd, waar besloten wordt tot het uitoefenen van aandrang op de
Minister van Waterstaat om radioontvangst door particulieren vrij te geven. Die
minister is ir. Lely, de grote man van het plan tot het leggen van de
Afsluitdijk. Corver, eveneens lid van de Haagse Vereeniging voor Weer- en
Sterrekunde, wordt erop af gestuurd; daarbij zal mede een rol hebben gespeeld,
dat hij als stenograaf bij de Tweede Kamer de weg weet. Hij maakt gebruik van de
gewone audiëntiedag van een minister, waarop de deuren van het kabinet open
staan voor een ieder die een redelijk onderwerp kan opgeven, waarover hij iets
heeft te verzoeken. Zo is dan in 1913 een eenzaam amateur geheel op eigen houtje
bij minister Lely binnengelaten, nadat hij als onderwerp voor de auditie heeft
opgegeven: het vrijlaten van radio-ontvangst.
"Excellentie", zegt Corver, "het is duidelijk dat het grootste bezwaar zal zijn
gelegen in de mogelijkheid, dat telegrammen door anderen worden afgeluisterd.
Dat zal dan speciaal gelden voor telegrammen van Scheveningen-Haven (Nederland
bezat feitelijk slechts dat station). Mag ik u dan hier in uw eigen kamer
aantonen, dat zonder enige voorbereiding nu op dit moment elk woord dat
Scheveningen-Haven seint, kan worden opgenomen met hulpmiddelen die ik in mijn
zak heb en waarvan het bezit mij door niemand zal worden verboden?". De
demonstratie wordt door de minister, die dit vermakelijk en interessant begint
te vinden, welwillend toegestaan. Er komen een paar snoertjes met klemmen te
voorschijn, een kristaldetector van Huth en een telefoonschelp. Zijne
Excellentie verleent medewerking door SCH op te bellen met het verzoek om enige
woorden te seinen en vijf minuten later staat de tekst op een vel papier dat op
de ministertafel ligt.
Lely barst in lachen uit. "Ik ben geen jurist", zegt hij, "en misschien is dat
de reden, dat ik het aanvoel als absurd, dat de wetgever iets wil verbieden, dat
door technische oorzaak niet is te beletten en niet te controleren. Maar", zo
vervolgt hij, "door mijn ambtenaren is mij nooit verteld, dat deze mogelijkheid
bestaat. De Directeur-Generaal van de PTT zal het zelf ook eerlijk niet geweten
hebben. Kunt u dit niet eens aan hem gaan vertellen, voor mijn part in het
bijzijn van zijn gehele juridische en technische staf?". Nadat Corver heeft
opgemerkt, dat het veel gemakkelijker was de minister van Waterstaat te
benaderen dan het Hoofdbestuur van de PTT te mobiliseren voor zo'n wissewasje,
neemt de minister op zich, dit persoonlijk te arrangeren; en dat gebeurt.
Het resultaat is heel gunstig voor de zaak van de amateurs: nadat begin 1914 een
regeling ingevoerd werd waarbij op aanvraag gratis een officiële vergunning
wordt verleend, wordt op initiatief van minister Lely zelfs een grote stap
verder gegaan door de uitvaardiging van het Koninklijk Besluit van 11 juli 1914
dat de ontvangst geheel vrij geeft, zonder dat men een vergunning behoeft aan te
vragen. Een korte vreugde, want eind augustus 1914 breekt de Eerste Wereldoorlog
uit; het Ministerie van Oorlog neemt ten aanzien van de radio het heft in handen
en vaardigt op 5 september 1914 kortweg een algeheel verbod uit voor
particulieren. De gevolgen zijn voor sommigen persoonlijk onaangenaam, omdat men
hier en daar de zelf geknutselde apparaten laat inleveren. Het zijn in die
Wereldoorlog echter geen Duitse, maar heel gemoedelijke Nederlandse militairen
die het toezicht houden op de inlevering. Van "in bewaring" genomen spullen
heeft nagenoeg niemand iets teruggezien.
Op het artikel in Panorama van 17 december 1913 zijn zoveel reacties
gekomen dat Corver besluit een boekje te schrijven. Het Draadloos
ontvangstation is het eerste, zuiver voor amateurs geschreven boek over de
liefhebberij in ons land. Het manuscript ligt juist gereed ter verzending aan de
drukkerij als de oorlog uitbreekt. Corver en de uitgever vragen zich af of de
publicatie onder deze omstandigheden niet als een aansporing tot ongehoorzaamheid
aan de wet is te beschouwen. Om dit verwijt te ontgaan, wordt een naschrift
toegevoegd waarin op het verbod, om praktisch iets aan radio te doen, wordt
gewezen. Wanneer het boek in 1915 verschijnt, gaat de oplage zo snel weg, dat
van hetzelfde zetsel nog een herdruk wordt gemaakt, waarin verder een lijstje
met verbeteringen wordt opgenomen.
De oprichting van de NVVR
Tijdens de overname van het peilstation, geleverd door Idzerda, kwam Veder in
contact met Corver. Hij bleek zeer geïnteresseerd in het leggen van een band met
leden van het Haagse amateurclubje. Samen zal men wellicht tot een landelijke
vereniging kunnen komen. Dat zo'n vereniging in een behoefte zal voorzien, blijkt
ook uit de uitvoerige correspondentie met amateurs waarin Corver na het
verschijnen van zijn eerste boek verwikkeld is geraakt. In het voorjaar van 1916
wordt dan ook in het radiostation van Veder een voorvergadering belegd, waar
behalve Veder aanwezig zijn: J. Corver, A.H. de Voogd, O.P. Koch en F.A. Koch.
Na nog enige besprekingen wordt de "Nederlandsche Vereeniging voor
Radiotelegrafie", NVVR, op 10 maart 1916 officieel opgericht, waarbij
verschillende vooraanstaande personen hun medewerking verlenen. We noemen prof.
C.L. v.d. Bilt, dr. N. Koomans, dr. D. van
Gulik, dr. G. van Dijk (van het KNMI), dr. A.H. Borgesius, H.J. Nierstrasz
(station Scheveningen-Haven), L.A. Bakhuis, A. Spanjaard (ANWB) en prof. A.J.
Mulder. Veder wordt voorzitter en Corver secretaris.

Hoofdbestuur van de NVVR bij de oprichting in 1916.
Staande v.l.n.r.: Nierstrasz en Koomans.
Zittend v.l.n.r.: Schorer, Hummel, Veder, Corver en Bakhuis.
Hoewel dus ontstaan in een tijd dat luisteren naar radio-uitzendingen bij de wet
is verboden, is de NVVR een serieuze vereniging onder leiding van een van alle
wetsovertreding afkerige voorzitter. Zij is daarom door minder rechtzinnige
groepen wel eens als de "hoge-hoeden-vereniging" bestempeld.
Maar de NVVR wenst zich beslist niet als een elitevereniging te profileren. De
circulaire die tot lidmaatschap uitnodigt, stelt heel duidelijk dat de NVVR open
staat voor iedereen die in de radio belang stelt, zowel beroepsman als
amateur.
De vereniging stelt zich tot eerste taak opheffing van het luisterverbod te
verkrijgen. Een aantal amateurs is al voorwaardelijk veroordeeld voor de
overtreding ervan. Ook wordt een ambtenaar van PTT vervolgd die door een
controlerende collega "erbij is gelapt". Tot voor de Hoge Raad wordt deze zaak
bevochten. Het komt tenslotte tot een voorwaardelijke veroordeling. Intussen
heeft de NVVR een uitvoerig adres aan de minister van Oorlog ter hand gesteld
met een voorstel voor een bepaling waardoor bonafide luisteraars niet gehinderd
zullen worden en toch een goede controle, met name op clandestiene zenders,
mogelijk is. De minister neemt dit voorstel nagenoeg letterlijk over en het
ministerie van Oorlog vaardigt op 12 september 1917 een nieuwe bepaling uit die
als opheffing van het luisterverbod met vreugde en voldoening wordt begroet.
De vooruitstrevende voorzitter van de NVVR, A. Veder, neemt in 1918 een bijzonder
initiatief: hij bereidt een door de NVVR te organiseren tentoonstelling voor.
Deze eerste Nederlandse radiotentoonstelling heeft plaats in de Dierentuin te
den Haag in maart 1918, dus nog tijdens de Eerste Wereldoorlog. Een tiental
firma's op radiogebied exposeert er, terwijl ook van tien verschillende
rijksinstellingen prachtige inzendingen zijn verkregen. Toch is de
tentoonstelling in hoofdzaak een typische amateurexpositie, want er zijn maar
liefst 55 inzendingen van particulieren!
De belangstelling voor de tentoonstelling is groot - ruim 7500 personen - en dat
is heel wat voor die tijd alsmede gezien het onderwerp van de tentoonstelling.
Officiële bezoekers zijn H.M. Koningin Emma, Koningin Wilhelmina en Prins
Hendrik, de ministers van Oorlog, Marine, Koloniën en Waterstaat. De NVVR
ziet haar ledental van 500 in het tentoonstellingsjaar verdubbelen!

H.M. Koningin Wilhelmina arriveert bij de eerste Nederlandse
radiotentoonstelling (maart 1918),
begeleid door Anton Veder.
De grootste opschudding veroorzaakt de inzending van het elektrotechnisch bureau
van Leonard Bal te Breda. Dat komt met een ontvanger met een radiolamp. Het is
een sensatie!
Van belang is ook, dat op 1 januari 1918 de NVVR met een eigen maandblad komt:
Radio-Nieuws, onder de meer dan voortreffelijke redactie van J. Corver.
Hoewel Radio-Nieuws open staat voor amateur en vakman, is het toch vaak
wat te "zwaar" voor de amateur. Op 1 maart 1923 verschijnt dan ook naast het
maandblad Radio-Nieuws een weekblad dat zich typisch op de amateur richt:
Radio-Expres, eveneens onder redactie van Corver.
|
In 1926 bestaat de NVVR tien jaar en dat wordt op waardige wijze gevierd.
Voorzitter Veder biedt de leden een fraai cadeau aan: GEDENKBOEK
TER HERINNERING AAN HET TIENJARIG BESTAAN VAN DE NEDERLANDSCHE VEREENIGING VOOR
RADIOTELEGRAFIE 1916 - 1926.
Op ruim 400 bladzijden van fraai, zwaar papier bevat het, na een voorwoord in
het Frans van redacteur J. Corver, bijdragen van prominente radiomannen uit die
tijd in binnen- en buitenland, zoals Marconi, Alexanderson, prof. van
der Bilt, dr. Coret, Corver, Eckersley, Dubois (directeur NSF), prof. Elias,
prof. Esau, generaal Ferrié, dr. de Groot, Jenkins, dr. Balth. van der
Pol, ir. J.M. Verff, dr.ir. Koomans en vele
anderen; niet minder dan 51 auteurs. Op de jaarvergadering 1926 van de NVVR biedt
feestredenaar Koomans de voorzitter een uitgave van het Gedenkboek in luxe band
aan, vergezeld van een gecalligrafeerde opdracht. Dat mag dan ook wel, want
Veder heeft de uitgave van het boek in zijn prachtige band, dat alle leden
ontvangen, geheel zelf bekostigd!
Het boek geeft een goed beeld van de stand van de radio- en televisietechniek in
diverse landen rond het midden van de jaren twintig. |

Klik op het boek om de inhoud te kunnen inzien |
Oprichting van het Wetenschappelijk Radiofonds
Veder
Enige maanden later neemt Veder afscheid als voorzitter; hij heeft de NVVR van
de oprichting af geleid. We citeren thans Radio-Expres no. 24 van 17 juni 1927:
"De benoeming van den Oud-Voorzitter der N.V.V.R., den heer A. Veder, tot
Eere-Voorzitter onzer Vereeniging, heeft hem aanleiding gegeven op de laatste
algemeene ledenvergadering ter kennis te brengen van de Leden en het
Hoofdbestuur, dat hij besloten heeft in nader te bepalen vorm de rente van een
kapitaal ad f 100.000,- hetwelk daartoe door hem bij een bankinstelling
gedeponeerd zal worden, jaarlijks ter beschikking te stellen, teneinde daaruit,
indien daartoe aanleiding bestaat een of meerdere prijzen uit te keeren aan dien
Nederlander of Nederlandsche vrouw, die in het jaar, waarover de prijs
uitgereikt wordt, hetzij door een uitvinding of werkwijze, hetzij in het
algemeen door eenige werkzaamheid, het meeste bijgedragen heeft tot de
bevordering van de ontwikkeling der radiowetenschap of radiotechniek in de
ruimsten zin des woords, met dien verstande, dat voor een zoodanige prijs
uitsluitend in aanmerking kunnen komen personen, die bij den aanvang van het
jaar, waarover de prijs uitgedeeld wordt, reeds lid der N.V.V.R. waren.
Bovendien zal van elken toegekenden prijs slechts 90% aan de bekroonde
uitgekeerd worden, terwijl de resteerende 10% in de kas der Vereeniging gestort
wordt met uitsluitende bestemming, om daaruit propaganda voor de N.V.V.R. in den
ruimsten zin des woords, te bekostigen ".
Eén en ander wordt geregeld door de oprichting van de "Stichting
Wetenschappelijk Radiofonds Veder". Het WERA Fonds Veder keert nog steeds
prijzen of beloningen uit, soms ook aan amateurs. Sedert 1963 wordt jaarlijks
een wisselbeker, oorkonde en een geldbedrag uitgereikt aan de "Amateur van het
Jaar", welke amateur door het Hoofdbestuur van de "Vereniging voor experimenteel
radio-onderzoek in Nederland", VERON, wordt voorgedragen.
De bepaling dat alleen leden van de NVVR in aanmerking komen voor een prijs is
later kennelijk vervallen. De NVVR is in 1945 opgegaan in de toen opgerichte
VERON. De 10% van de in een jaar uitgekeerde prijzen komt thans ten goede van
het VERON-fonds, dat hulp biedt aan gehandicapte amateurs.
Bij de oprichting van het WERA Fonds Veder was het bestuur als volgt
samengesteld: voorzitter A. Veder en als leden dr. A.H. Borgesius, J. Corver,
prof.jhr.dr. G.J. Elias, dr.ir. N. Koomans, mr.
J.H. Stam en mr. A.F. Poggenbeek. Helaas heeft de oprichter de werkzaamheid van
het Fonds niet meer kunnen beleven, want hij overleed onverwacht op 21 augustus
1928, slechts 48 jaar oud. Conform de statuten werd hij als voorzitter opgevolgd
door zijn dochter, toen mej. C.E. Veder; zij heeft het voorzitterschap bekleed
tot 1978! Als meisje van negentien had zij dus tot taak de vergaderingen te
leiden, temidden van de veel oudere en deftige heren die het Bestuur vormden.
Dat viel niet mee, zoals zij in 1990 tegenover schrijver verklaarde.

Anton Veder als trotse vader met zijn dochtertje, de latere mevr. C.E. van
Hoboken-Veder.
Na de vroege dood van haar vader zou zij gedurende vijftig jaar de stichting als
voorzitter leiden.
In de eerste vergadering op 30 januari 1929 wordt een prijs uitgereikt aan de
groep-Koomans "terzake van hun belangrijke werkzaamheden in verband met de
telefonische verbinding tussen Nederland en Nederlands-Indië". De heren
dr.ir. N. Koomans, ir. A.D. Roosenstein en ir. J.C. Verton ontvangen f 500; de
heer W.A. Revallier f 250. Koomans heeft er kennelijk geen bezwaar tegen om als
bestuurslid zelf ook een prijs in ontvangst te nemen! De groep-Philips ontvangt
eveneens een prijs "terzake van hun belangrijke werkzaamheden ten opzichte
van de telefoniezender te Eindhoven". De heren dr. Balthasar van de Pol en
J.J. Numans ontvangen ieder f 500. Het waren forse
bedragen, waarbij we dienen te bedenken, dat er sedertdien een forse
geldontwaarding heeft plaatsgevonden. De waarde van de prijzen kunnen we in
euro's van 2002 uitdrukken door de bedragen in guldens uit 1929 met een factor
van circa 6,4 te vermenigvuldigen.
Voorzitter van het bestuur van de Stichting Wetenschappelijk Radiofonds Veder is
een lid uit het nageslacht van oprichter Anton Veder. Naast een secretaris zijn
de bestuursleden verbonden aan één van de Nederlandse
universiteiten of werkzaam bij een instelling of industrie die zich met de
radiotechniek of aanverwante wetenschap bezig houdt. Het was de wens van
radioamateur Anton Veder, dat ook het radioamateurisme in het bestuur van de
stichting vertegenwoordigd zou zijn. Het is in zijn hoedanigheid van
radiozendamateur (roepletters PAØSE), dat schrijver dezes zeventien jaar
lid van het bestuur is geweest. Thans wordt deze functie vervuld door dr.ir.
Pieter-Tjerk de Boer, PA3FWM.
|